top of page

Lucide dromen: Vaarwel liefste onbekende

“En nogmaals ontwaken we uit de droom, om geen enkele andere reden dan geplaagd te worden door de blik van dit verdorven leven...”


Weet je wat het mooie is aan dromen? Je kan momenten beleven met mensen die je in het echte leven onmogelijk zou kunnen ontmoeten. Lucide dromen gaan nog een stapje verder. Je beseft dat je in een andere werkelijkheid zit en kan zelf mee bepalen hoe je die film regisseert. Je schrijft het scenario van je eigen droom. Als je overweldigd wordt door tomeloos verdriet, als al het verlies je even teveel wordt, kan dit je een moment de rust bieden om geen domme dingen te doen, om het allemaal een plaatsje te geven. Ze vragen me vaak waarom ik niet geloof in de hemel, een plek waar al je geliefde voortleven. Meestal ga ik de vraag uit de weg, praat ik erover heen, maar voor één keer wil ik wel een heel duidelijk antwoord geven: de verleiding zou te groot worden om er ook naartoe te willen, de boel de boel te laten en gewoon terug naar hen die ik zo mis. Daarom is het makkelijker te geloven dat ze echt weg zijn, dan moet je wel door met dit miezerige klote leven, geen easy way out… Dan heb je geen reden meer om de zee in te lopen bij metershoge golven, te zwemmen, zwemmen tot je het strand niet meer ziet, dan maak je nog net op tijd de goede keuze en draai je om, terug naar de realiteit.


Hoop doet leven, zeggen ze. Maar ik ben je kwijtgeraakt vandaag, voorgoed. Als zelfs de hoop volledig wegvalt, komt ge terecht in een eindeloos diepe put waar ge met het gewicht van de wereld op uw schouders onmogelijk weer uit kunt klauteren. Het enige wat ik wilde was dat je mijn eindhalte zou zijn, mijn eeuwige toevluchtsoord. Maar ik ben nooit meer dan een tussenstop en dat zal ik ook nooit zijn. De regen voelt heerlijk koud op mijn huid en het winters briesje maakt het ideaal. Ja, vandaag zou een perfecte dag zijn om te gaan. Maar ik ben nog niet klaar. Nog niet helemaal. Ik heb nog rekeningen te vereffenen en realiteit te ontdekken.


Wat leek je vreemd. Aardig vreemd, de eerste keer dat ik je zag in mijn lucide dromen. Helemaal anders dan verwacht. Je zag me afkomen op de plaats waar we afgesproken hadden. Ik probeerde gauw mijn glimlach te verbergen onder mijn grijze sjaal, zoals ik wel vaker doe als ik verlegen ben. Je zei geen woord. Enkel mijn naam en daarna hield je me heel stevig vast. We gingen op de grond zitten in de tent zoals gebruikelijk is. In je eigen tent. Niemand mocht ons zien. Want dit moest ons geheimpje zijn, voor altijd.

We konden niet van elkaar afblijven. Subtiel. Ge had zicht op de grote witte klok. Ge hield mijn hand zachtjes vast. Ge tintelde mijn vingers voorzichtig. Ik sloot mijn ogen en genoot. Van uw aanraking, van je warmte, van jou. De wijzers mochten voor mijn part stilstaan. Perfect moment.


Maar jij moest door. Een ongelooflijke drang om je te kussen kwam in me op. Maar je plotse afstandelijkheid zorgde voor een nog te grote afstand tussen jouw lippen en de mijne.

Na deze ontmoeting spraken we niet meer opnieuw af. Lucide dromen kan je leren, maar dat gaat geleidelijk en niet op commando. In mijn hoofd was ik zo benieuwd, ik danste rondom theelichtjes met zwoele muziek in mijn achterhoofd. Het was dinsdagavond. Een ellendige dag van pijn en verdriet door het overlijden van een vriendin, maar ‘t gene wat ik zag was jij, alleen jij. Daar stond je in de verte. Ik zag je eens in de duisternis. Je bent oh zo mooi. Met een korte maar intense omarming nam je me mee, weg van daar. Plain simple, zoals ik het altijd zei. Ik keek en ik stond daar aan de grond genageld. Je zei dat ik moest doen alsof ik thuis was en ik probeerde te ontspannen. Je armen lokten me uit om bij je te komen liggen. En daar lag ik. Starend naar de sterren waar mijn Rooske nu ook was, in jouw armen. De wereld stond stil. Was dit fout? Was dit goed? Ik weet het niet, ik was nog nooit zo sereen geweest. We praatten over gelijk wat, maar meden angstvallig dat ene onderwerp. En toen plots zei je dat ik niet goed lag. “Waar heb je het in godsnaam over, ik lig toch goed zo?” - dacht ik in mezelf. Maar ik luisterde en draaide me wat en vooraleer ik het door had waren je lippen op de mijne gedrukt. Die dag was een hel, maar telkens wanneer ik mijn ogen sloot en terug dacht aan die droom, werd er een glimlach van geluk getoverd op mijn gezicht.


Ik hou ervan hoe ge wegkijkt en van onderwerp verandert als het te serieus wordt. Hoe ge mijn vragen met meer vragen beantwoordt en mij iedere keer als ik in slaap val, meeneemt naar een andere werkelijkheid. Ik hou ervan naast u te liggen terwijl ge slaapt, uw geur van musk en oudh in mij op te nemen en woorden te fluisteren die ik nooit zou durven uitspreken als ik wist dat ge mij zou kunnen horen. Ik hou ervan om voor u wakker te worden en naar u te kijken tot ge ontwaakt in die heerlijk witte lakens. Maar ik haat het om u ‘s morgens te zien vertrekken en niet te weten wanneer ik u opnieuw zal zien. Ik hou van u, maar ik weet dat het niet mag. Ik hou van u, maar ik haat het.


Het is een vreemd gevoel, iemand lief te hebben en te haten tegelijkertijd. Het is een beetje als verslaafd zijn aan iets dat u kapot maakt, iets prachtigs dat vanbinnen aan u knaagt en zich voedt met uw zwakheden. U langzaam verteert tot al het leven volledig is weggezogen en er niks meer overblijft dan een vage schim, tastend in het donker. En ge kunt daar ook niks aan doen. Ik kan gewoon niet stoppen met aan u te denken en ge bent zo anders dan ik, zo sterk, zo mysterieus en zo’n grote steun, maar ge bent mij niet trouw. Je loyaliteit ligt elders.


Ik weet dat ik u nooit zal kunnen bieden wat je verdient. Mijn dromen zijn dan ook gereduceerd tot het enkelvoud en binnen enkele dagen zal het lijken alsof ge er nooit zijt geweest. Ik wilde u alles geven wat ik had en nog zoveel meer, maar dat zou nooit voldoende zijn geweest. Dus laat ik u gaan, herneem uw reis naar hetgeen ik u niet kon bieden, ik hoop dat ge vindt wat ge zoekt. En nu straalt de ruimte een leegte uit die alleen gij kunt vullen. Maar denk af en toe eens aan mij, dat is alles wat ik vraag. En als ge op een dwaalspoor zou belanden en de weg geen einde lijkt te hebben, zijt ge altijd weer welkom want voor u zou ik de deur nooit sluiten. Dan zal ik doen alsof ge nooit weg zijt geweest.


Ik zie u iedere dag en iedere nacht als ik mijn ogen sluit. En ik wil dat gij mij ook ziet. Echt ziet, met verwondering, alsof het de eerste keer is dat ge een menselijk wezen ziet, alsof het u echt iets kan schelen dat er iemand klaar staat om u in haar armen neemt als ge huilt. Maar zelfs al sta ik vlak voor u met mijn armen te zwaaien en mijn stembanden kapot te schreeuwen, soms lijkt het alsof ge er niks van merkt en ge kijkt dwars door mij heen, als een geest, een andere persoonlijkheid. En misschien is dat wel alles wat ik verdien ooit voor u te zijn. Een doorzichtige schim, doelloos dwalend en met gestrekte armen naar de onbereikbare jij.


We hadden het allemaal kunnen hebben, weet je... Alles en zoveel meer. We zouden niets nodig hebben behalve elkaar. En ik zou uw schaduw zijn als de zon in uw ogen schijnt, uw koele bries op een warme zomerdag en een dak boven uw hoofd als de hagel u haast verplettert. Ik zou alles doen om alleen maar even in de schaduw van uw stralende persoonlijkheid te mogen staan. Maar soms lopen de dingen niet zoals ge ze plant en hebt ge niemand om voor te zorgen behalve uzelf.


Waar onze harten elkaar ooit weer ontmoeten zullen we drinken uit kristallen glazen en eten uit zilveren schotels met gouden lepels. Tussen de kandelaars door aanschouw ik hetgeen ik zo bewonder, jou als je me troost, maar ik weet dat het geesten zijn die ik probeer te vangen. Er is nu alleen nog die jij in een ander universum, dat waarschijnlijk niet eens bestaat. Mijn helden zijn dood en ik sta open voor leugens, maar voor waarheden sluit ik de deur. Alstublieft, lieg tegen mij. Ik wil het niet horen dat de zachte jij die mijn tranen wegkust nooit meer terugkomt, dat alleen de kilte van de oceaan is overgebleven. Gij zijt mijn turbulentie. Ik ben uw zonde, onvoorwaardelijk...


Zeg me nog één maal dat ik bijzonder ben. In het duister ga ik op zoek naar het licht, maar ik tast dieper in de duisternis en verdwaal in dit eindeloze labyrint. Laat me nog éénmaal winnen. En zonder enige aanleiding explodeerde de aarde en vielen alle atomen onherroepelijk uit elkaar en gingen jaren van evolutie in rook op. Toen werd alles duidelijk.

Zonder me zelfs aan te kijken stapte je door die deur naar dat andere leven en ik dacht dat na dit moment je schoonheid voor eeuwig buiten mijn bereik zou zijn.


Met mijn ogen gevuld met tranen viel ik op de grond. Het leek wel uren dat ik daar lag, starend naar het plafond, terwijl ik wenste dat het zou instorten omdat ik niet langer meer in deze eenzaamheid van dit annus horribilis wilde leven. Ik wou alles geven om je haar nog eens te kunnen strelen, je lippen tegen de mijne te voelen, je lichaam tegen me aan te drukken.. al was het maar 1 keer.


Ik zoek al zolang naar woorden om jou te beschrijven. Het is een beetje zoals wanneer ge een perfect-uitziende roos vastneemt en u niet bewust zijt van het bloed dat langs uw duim sijpelt wanneer de doornen zich door uw huid boren. Mijn prachtige zwarte roos...


Ik blijf maar steken in uw droomwereld. Laat mijn ogen maar gesloten. In het land der blinden is eenoog koning maar gij zijt de keizer van uw wereld. Mooi, groot en beschermend en ge sleurt iedereen mee in uw realiteit. Gij gaf mij alles. Gij gaf mij het paradijs en zodra ge zag dat ik alles van u zou aannemen, hebt ge mij verleid tot het eten van uw verboden vrucht. Ge gaf mij alles en ze namen het weer weg, alsof het niets was. Als een overbodig pluisje stof blies ge mij van uw jeans en ge liep weg. Zwijgzaam. Meedogenloos. Onverschillig. En ik bleef achter. Verward. Alleen. Ik kon geen woord meer uitbrengen, maar ik wou dat mijn stilte iets met je deed...


Mocht je me ooit vergeten wil ik dat je één ding blijft weten zolang ik leef zal mijn liefde in jouw armen zijn zonder mijn armen te verlaten. Onder het deken, in een burcht van dons, ben ik van jou. Zonder woorden verlang ik naar je hemels zachte lichaam. Wij, op onze plek, met heerlijk warme erotiek. Nu.


Ik had het nooit meer verwacht, maar jij kwam nog één keer terug in mijn dromen. Ik was verbijsterd, dolgelukkig en oh zo bang om je weer kwijt te raken en dat alles tegelijkertijd. Natuurlijk vroeg ik me af waarom. ‘Omdat je zo’n mooie ogen hebt, die ik niks kan weigeren en omdat je zo lekker ruikt...’ luidde je vanzelfsprekende antwoord. En voor de eerste keer in tijden kon ik een glimlach niet onderdrukken.


Ik verlang nu al naar het moment dat ik je terug zie. Als je me ziet. En we zijn alleen. Twijfel niet. Kom naar me toe. Laat me je bewonderen. Geef me een kus. Recht op mijn lippen, zo proef ik je vuur, zo proef ik jou, puur. Vervolgens kleed je me uit. Ik kleed jou uit. Je smijt me op het bed. Dat heerlijk zachte bed. Ik geniet van je goddelijkheid. Jouw mannelijk lichaam. Mijn achtste hemel. Je komt recht. Legt je armen om me heen en trekt me terug mee. In ons bed. Jij en ik. Puur. Zo zal je altijd zijn, spontaan, verrassend, en ik wens nooit meer wakker te worden uit deze droom.


We zijn er zo van overtuigd dat alles werkelijkheid kan worden als we er maar in geloven, zoals we in talloze sprookjes te horen krijgen. Maar de werkelijkheid is geen sprookje en dat zal het ook nooit zijn. Net zoals jij en ik nooit samen sterren uit de hemel zullen plukken of een reis doorheen het oneindige zullen maken. Ik ben tot het besef gekomen dat je enkel leefde doordat ik verlangde naar iets wat ik nooit kon krijgen, en daarom is het nu tijd om je te laten gaan, hoe pijnlijk het ook is.


Vaarwel, liefste Onbekende.

bottom of page