top of page

Ik mis u neffens mij

Het is inmiddels een dinsdag na negen oktober en de wereld is nog altijd even donker. Moe lees ik dat kleine Younes misschien aan afrit 5 ligt dood te gaan en sms-t de beste vriend van mijn vader dat hij nog steeds die ene vrouw zoekt om hem gelukkig te maken. Boven mijn bed hangt jouw foto te waaien en zwaaien alsof er niets is gebeurd. Een beetje als de witte chrysant en de vijftien begonia's op een graf, laat de aankomende winter zijn sporen na op mijn vakantiehumeur.

De twee hondjes die doorheen de tuin stormen, blazen alle seizoenen voorbij. Voor hen is de herfst én geel én rood én oranje, voor mij eerder dood, koud en triest. Eentje ligt afgepeigerd in zijn nest te slapen, de ander nestelt zich, al lekkend, op mijn schoot en kijkt me vragend aan. Waarom ben je zo triestig, het lijkt wel alsof ze het voelt. Ik verzin dat niets eeuwig is en mensen voortdurend weggaan.


Ondertussen denk ik aan de avonden waarop ik mezelf nauwelijks kende en herkende. De ruzies, het gevecht en de pijn die me restte als waren het de laatste restjes zonnestralen in november. Ik bedenk dat niet gewonnen altijd verloren is en dat de pas de promesse à l’ éternel, juste nos vies en arc-en-ciel-mensen op geen hand te tellen zijn.


Nu men nog heel even het cijfer eenentwintig op mijn lijf en leden mag plakken, ga ik ’s namiddags naar de Schelde met een prettig gestoorde vriendin. Aan de kaai houden oude en ouderwetse mensen een strijd tegen de westenwind met hun kleinkinderen en hond. Moet je weten dat ik me voorbereid op het onvermijdelijke. Ik zie me stilzwijgend met mezelf worstelen: ik mis u, o ik mis u zoo, ik mis u neffens mij.


Zonder herinnering kan ik aan geen plek voorbij.

bottom of page