top of page

Ik laat je los...

Bijna een jaar, negen maanden en tweeëntwintig dagen geleden verliet je mijn leven.

Eergisteren besloot ik om je maar weer eens op te zoeken. Ik moest met je praten. Althans.. tegen je praten, want onze communicatie is nogal eenzijdig.


Ik besloot om voor de verandering maar eens een bloemetje voor je mee te nemen. Iets dat ik de afgelopen paar bezoekjes was vergeten. Clichématig als ik ben kocht ik de rode rozen. Jij vond ze altijd prachtig dus waarom zou ik ervan afwijken.


Eenmaal aangekomen, vertel ik honderduit. Je zou er geen speld tussen kunnen krijgen zelfs al zou je het proberen. Ik vertel dat ik je nog steeds mis, en dat ik nog altijd van je hou. Zelfs na al die tijd, mis ik je nog verschrikkelijk. Maar ik vertel ook dat ik al dat gevoel een plek heb gegeven waardoor ik er niet meer elke dag last van heb. Ik voel me schuldig omdat ik niet elke dag meer aan je denk.


Het gesprek gaat verder over vanalles, ik vertel over mijn banale alledaagse ervaringen, over de studies, en over de actualiteit. De meest vreemde dingen vertel ik aan je. En tot mijn schrik vertel ik je ook dat ik tot over mijn oren verliefd ben op een ander. Het flapte er zomaar uit. Direct voelde ik me schuldig.


Onbewust ga ik nu voor jou denken. Ik kan er niets aan doen. Ik hoor je zeggen “Dus daarom heb je ineens wel bloemen mee”. Ik voel me beroerd. Kan niets meer zeggen om dit te ontkennen.


Als een geslagen hond druip ik af met de staart tussen mijn benen. Ik gooi nog uit routine een kusje, en leg de roosjes op je graf.


De hele avond heb ik nagedacht. Ik voelde je aanwezigheid, en voelde dat je boos op me was.


Die nacht droomde ik van je. Ik had al heel lang niet van je gedroomd. Maar door alle emoties van die dag was je er ineens weer. In mijn dromen weliswaar.


Je lachte naar me. Zoals je deed voordat die rotziekte je van me afpakte. Ik hoorde je stem, en ik kon niets terugzeggen. Beetje omgekeerde wereld. Je was prachtig als altijd. Je zei “Je moet me loslaten, ooit zie ik je weer, maar tot die tijd moet je gelukkig zijn.” Het was hetzelfde dat je zei de laatste keer dat ik je zag.


Betraand schrok ik wakker. Geen tranen van verdriet deze keer, maar blijdschap. Blij omdat ik je weer heb gezien, en blij omdat je niet boos bent. Je begrijpt het.

En ik geloof dat ik het nu ook begrijp....

bottom of page