top of page

I love culture

Ik zwerf door de Pauwenhofstraat met het bruine twee-urenvriendje aan mijn rechterhand. Hij draagt een leren jasje, heeft zwart haar, een cabrio en volgens goede bron een enorme lul, dus waarom niet. Terwijl we langs de Brugse reien wandelen, verzin ik ontwapenende antwoorden op standaardvragen. Hoe oud ik ben. (91, waarom?) Het beroep van mijn vader. (half minister van Asielbeleid, half geniaal) Maagd. (nee sorry, leeuw)

Na twee uur en een half interviewen en aandringen, geef ik mijn nummer. Althans, dat vermoed ik toch. Ik ben niet zo goed in het onthouden van cijfers, op beveiligingscodes na. Hij wil me zijn verzameling revolutionaire boeken tonen en ik denk dat ik straks naar bed ga met Che Guevara junior, dat denk ik echt. En het idee alleen al maakt me gek. Onderweg vraagt hij me of ik al eens met een Albanees ‘ben geweest’. En toen dat zo bleek te zijn met een Albanese rechtenstudent. Een Albanese rechtenstudent in een wit gestreken hemdje met zwarte das. Nee, dat was me in al die jaren van multiculturele waanzin nog nooit overkomen.


Het is even na middernacht. Ik doe mijn ogen dicht en zie Amer werken in de tuin, onze tuin. Hij haalt onze vier kinderen op van school en geeft ze een dinosauruskoek, want ze zullen wel honger hebben. Eenmaal thuis lopen ze meteen naar de schommel toe en maken ze ruzie over wie er het eerst op de glijbaan mag. Amer moet bloedneuzen stelpen en blauwe plekken genezen met kusjes. Maar als ze gaan slapen, moet hij met de zaklamp onder het bed schijnen om marsmannetjes weg te jagen. Ik word weer wakker, kijk naar het hoopje opgekrulde lakens naast me en zing inwendig: “à l'air d'un ange mais c'est un diable de l'amour, du bout des hanches et de son regard de velours.


Ondertussen is het bijna winter en fiets ik in rood zomerjurkje naar huis. In gedachten zet ik een streepje achter: ‘Grandioze Winnares ‘Meest Gelukkige Ziel’-verkiezing’. Daarnet heb ik het wereldrecord Goed Geïntegreerde Allochtonen Daten verbroken en ik voel me geweldig. pa breng ik niet op de hoogte van mijn vorderingen; voorlopig heb ik nog geen ambitie het wereldrecord Huisarrest te breken.


Enkele maanden later ben ik de knappe allochtoon al lang uit het oog verloren. Ik heb een veel te kort winterjurkje-met-engeltjesvleugels aan. Het is kerstmarkt en mijn taak bevindt zich tussen drankjes opdienen en het jurkje subtiel naar beneden trekken om de aandacht niet af te leiden van alle verjaardagskalenders en artisanale kaarsen. Maar waarschijnlijk tevergeefs: ik sta ook nog eens knallend rood van de warmte.


Als ik niet vergeten was dat het vandaag the big day is voor onze kassa, liep ik er heus niet zo slonzig bij. Dat probeer ik ook aan iedereen uit te leggen, maar de vriendin van de dochter van de directeur hoort er nu eenmaal niet sexy uit te zien. Serieuze gesprekken over broerlief krijg ik moeilijk over de tong, want om deskundig advies te geven heb ik al teveel glühwein binnen.


Later op de avond komt een Kerstman mijn nummer vragen en ik bedenk dat er in de hemel geen telefoonverbinding is. Hij vraagt me of ik straks mee ga in zijn slee (o ha ha) en ik schrijf het adres van mijn vriendin, “die met plezier amateuristische Kerstmannen liquideert”, op zijn rechterhand.


Ik vergat hoeveel keer ik al Beste wensen op Nieuwjaarskaarten schreef, hoeveel zomers ik je al mis. Tous mes regrets de nous deux sont au bout de mes doigts. De volgende ochtend schilder ik bloempotten in vogelzaadautomaten met de twee meisjes die ik nog acht dagen mijn nichtjes mag noemen. Dan gaan ook zij weg.


De winter jubelt als een lied: vergeet, vergeet, vergeet mij niet.

bottom of page