Hier aan de broodplank spraken wij vaak af. Hier en nu zoek ik de sporen van je zorgeloze lach. Ik was zeventien en jij wat ouder. Dat leek toen trouwens heel erg veel dus onderdrukte ik wat ik voelde voor jou. Ik dacht immers: er is nog tijd. Ik was zeventien en ik wilde scoren. Niemand die me dat beletten zou. Ik was verblind door ambitie, betoverd. Ik wist niet dat ik je verliezen zou.

Hier meer dan ooit tevoren, hier op deze plek, hier en nu loop ik verloren, weet ik soms niet eens wie ik ben bij onze broodjeszaak, op deze koude dag. Hier en nu, kwart over vijf, kan ik niet verder zonder jou. Zoek me op, kijk me aan, maak me lichter dan ik ben. Ik was zeventien en ik kon niet plooien. Ik trotseerde meer dan ik vermocht. Het koudste ijs zou ik ontdooien, maar ik wist eigenlijk niet eens wat ik zocht.
Hier aan de broodplank stond de tijd vaak stil. Hier en nu kan niets me meer bekoren dan je zorgeloze lach. Hoogstraten lijkt verloren nu ik jou hier niet meer zie. Jij bent de ware reden waarom ik hier nog af en toe kom.
De kans is klein maar ik wil geloven dat er voor ons nog steeds een plek bestaat, zonder spijt en zonder vragen. Of ben ik schromelijk te laat, hier en nu…