Ze hadden sneeuw- en skipret gekend. Gelachen en gebuiteld in het zonnetje, vrij en achteloos zoals kinderen van twaalf zijn. Het klasgevoel was nog verhevigd. Gelukkige kinderen op weg naar huis. De dood kan niet omgaan met geluk.

Om Jacques Brel te parafraseren: 'Een kind zien sterven, kan ik niet.' Ik hoorde hoe moeilijk geharde hulpverleners het hadden in de dodelijke chaos. Een zei: 'Er heerste volledige stilte in de bus, de kinderen huilden zelfs niet meer.' We staan er niet vaak bij stil, maar artsen en hulpverleners komen ook gebroken uit dit soort verschrikkingen.
Eindeloos ondraaglijker is de pijn van ouders. Alleen al de knagende, en later razende onzekerheid over het lot van hun kind. De brandende machteloosheid van het niet weten. Daar zijn inderdaad geen woorden voor.
Op die zwarte woensdag was niets nog belangrijk. Dromen en ambities opgeborgen in 22 lijkkistjes. Liever zou je er even niet willen zijn. Niet meer weten en spreken.
In het Zwitserse drama werden we op slag weer een land. Iedereen verbonden met slachtoffers en nabestaanden, met getraumatiseerde gewonden en overlevenden. Zoals Ingrid Lieten zei: 'Er zijn geen ministers en geen parlementsleden meer, we zijn alleen nog vaders en moeders, broers en zussen.'
There is no such thing as society: there are individual men and women." Zelden zijn de woorden van Margaret Thatcher meer onwaar gebleken dan op het ogenblik dat dit land even bijna totaal tot stilstand kwam. Even één, zonder onderscheid en verschil, om medeleven te betuigen en onze onmacht tegenover het noodlot te bezweren. Futiel in zijn inefficiëntie om het onomkeerbare ongedaan te maken, groots in zijn indrukwekkende menselijkheid.
Het moeilijkste dat elk mens moet doen in zijn leven is op een dag loslaten en sterven. Maar daarop is misschien één uitzondering, dat is je eigen kind weten sterven. Het abrupte einde voor zoveel mensen mondt zo uit in een nationale dag van rouw. We stonden samen stil, letterlijk, om goed na te denken en het verlies van zoveel jonge levens te laten inzinken.
Tegelijk is zo’n dag een uitstekend moment om iets te doen dat we zelden doen in onze snelwegmaatschappij: reflecteren over de zin en onzin van ons bestaan en onze handelingen. Eigenlijk moeten we onszelf toestaan voor één keer niet meteen op zoek te gaan naar antwoorden, naar oplossingen of verklaringen. Gewoon droefheid toestaan, gewoon het immense verlies proberen te begrijpen, gewoon nederig zijn tegenover de ongenadige dood volstaat.
Zo’n dag van nationale rouw is voor het land misschien wel een dankbaar moment om even, al was het maar die minuut na 11 uur, niet bezig te moeten zijn met antwoorden, met het uitbenen van de feiten, de achtergrond, het exacte verhaal. Een moment waarop wij, net als iedereen die dat wil, het verlies en de pijn proberen te begrijpen en verder niets. Eén minuut waarop de nieuwsgierigheid niet gevoed hoeft te worden, maar waarop we gewoon ouder, broer of zus, zoon of dochter kunnen zijn. Net als de families van de slachtoffers.
Hoe diep het medeleven ook, helpen doet het niet veel. We kunnen er alleen zorg voor dragen het lijden niet te verergeren. Het moet in dat verband toch even vermeld worden hoe belangrijk een sterke en functionerende overheid in dramatische situaties als deze is. Zowel de Belgische als de Zwitserse autoriteiten, hulp- en overheidsdiensten hebben de afgelopen week getoond dat een overheid niet een anonieme boeman is, maar ook de leiding van de rouw kan nemen en organiseren, correct, menselijk, met groot medeleven en efficiënt hulp en bijstand kan bieden.
De overheid kan ook voor continuïteit zorgen, wanneer ons medeleven zal weggeëbd zijn. De trauma's van de overlevenden en de nabestaanden zullen veel langer duren dan deze collectieve rouwfase, en alleen de overheid heeft de middelen, in psychologische bijstand, in het onderwijs, om te helpen deze diepe littekens langzaam maar zeker weer een hanteerbare plaats in het leven te geven. Want ook iemand wiens verdriet onpeilbaar is, zal vroeg of laat weer verder moeten beginnen te leven.
Te luid, te stil.
Te veel, te weinig.
Te cynisch, te naïef.
Te braaf, te stout.
Te ferm, te klef.
We hebben vaak de mond vol over hoe en wat mensen allemaal verkeerd doen en zeggen. Zeker politici, van wie het doen en laten dag na dag onder het vergrootglas wordt gelegd, geanalyseerd, bekritiseerd.
Maar er zijn ook van die dagen dat ze ook vertolken wat leeft. Dat ze de juiste woorden vinden. Zo'n moment was gisteren in Lommel.
Waar hulde werd gebracht aan veertien witte en een bruine kist. Waar burgemeester Vanvelthoven met woorden zei wat velen dachten. "Ook al is het nu lente, er is nog geen plaats voor een nieuw begin."
Een dag dat politici die niet hoefden te spreken ook niet spraken. Net zoals de duizenden anderen gewoon een laatste eer wilden bewijzen, door aanwezig te zijn.
Dat zelfs een antimilitarist onder de indruk raakte van de waardigheid waarmee militairen de slachtoffers de zaal binnendroegen. Dat zelfs een republikein moet erkennen dat een vorst families een hart onder de riem kan steken.
Het was een dag van verdriet. Maar een waarop de ouders en familieleden van de slachtoffers geen zwartgalligheid wilden. Ze kozen voor een afscheidsceremonie die weerspiegelde hoe hun kinderen waren. Ze wilden 'vrolijke vrienden' horen. Een meisje in een rood jurkje zien dansen. Horen hoeveel plezier hun kroost had gemaakt. Ook en vooral op die laatste vakantie.
Een dag dat de vrouw van de overleden chauffeur nog een keer wilde vertellen over haar man, hoe groot de liefde was, hoe hij voor haar ging stoppen met zijn job. Over hun geheime huwelijk dat ze nog zouden vieren en delen met hun vrienden.
Het ging over reddingswerkers die er stonden op het moment dat ze er moesten staan, over leerkrachten die zich jarenlang met hart en ziel hebben ingezet voor hun leerlingen, over onbekommerde vriendschap tussen klasgenoten.
Een dag die ondanks het verlies en de tranen ook ging over wat goed gaat en goed is. Over zwart dat voor een keer op een herdenkingsplechtigheid werd ingeruild voor wit. Over de mooie kanten van het leven. Jammer dat we een drama nodig hebben om daar de aandacht op te vestigen.
Er zijn de laatste dagen veel moeilijke momenten geweest: wakes, herdenkingsdiensten, begrafenissen, zowel de publieke als de privé-rituelen van afscheid en rouw volgen elkaar in ijltempo op. Maar daarna zal het voor ons gedaan zijn. Onvermijdelijk zal het een herinnering worden, ooit zelfs een vage, en moeten we door met het leven. Hopelijk zelfs nog intenser dan voorheen, gulziger ook, beseffend dat het op één fataal ogenblik allemaal weg kan zijn. Relativerender hopelijk, beseffend dat kleine ongemakken geen rampen zijn. Hopelijk worden we razend wanneer iemand nog eens een klacht indient tegen het lawaai van spelende kinderen. Maar daarna zal het dan voor ons voorbij zijn.
Voor de ouders, de grootouders, de zussen, de broers en de klasgenootjes zal het dat nooit zijn. Tot ze zelf dit leven verlaten blijft de leegte een voortdurende gezel, de pijn en het verdriet een constante, het verlies een litteken dat altijd zal blijven jeuken.
Vandaag worden de slachtoffers uit Heverlee herdacht. Daarna schakelen we waarschijnlijk weer over tot wat de waan van de dag zal zijn. De grote en kleine verhalen die er soms toe doen en vaak ook helemaal niet. Op zo’n moment is er alleen nog maar die pijnlijke stilte van intens verdriet.