‘Naakt bij de grens zetten, dan krijgen we nooit meer oorlog!’ Zo vatte ik het samen. Meer wilde ik er op dat moment niet over kwijt. Nu wil ik die stelling misschien wel iets meer nuanceren, dus besloot ik erover te gaan schrijven. Aan het uiterlijk mankeerde namelijk helemaal niets!

Het zal wel iets van liefde zijn geweest dat mij deed besluiten om er altijd eventjes verlangend naar te kijken. De eerste keer dat ik het echt zag, mocht niet langer dan hooguit een kwartiertje duren. Het was mij eigenlijk niet eens zozeer opgevallen en dat eerste ‘entre-nous’ vond onbedoeld op een feestje plaats. Mijn ballen en grote mond toonden zich echter goede vrienden door één plus één op te tellen en regelde met wederzijds welnemen dat we elkaar online terug zagen. Voor die betrokkenheid en interventie ben ik hen tot op de dag van vandaag dankbaar.
Gedurende het overgrote deel van mijn tijd ben ik - niet zo celibatair - vrijgezel geweest. De relaties die ik af en toe heb, eindigen steevast met een atoomsplitsing. Ik leefde op wolkjes want had net het geluk van een bedelarmbandje mogen ervaren. Toegegeven, ‘It takes two to tango’, dus dat goede humeur zal er wel wat mee te maken hebben gehad dat ik toen besloot toch eens mijn kans te wagen.
Met de wijsheid dat ook tijd slijt en heel veel moed in mijn schoenen liet ik mij na die eerste oerknal, overhalen tot een stiekeme ontmoeting. Een ontmoeting met een iemand die, naar later bleek, beweerde dat het meest bekende werk van Tsjaikovski ‘Het Zwanenmeer’ als titel droeg. De wereld zag er naar het zeggen altijd uit als een doedelzak, maar potdikke, wat wist die daar nog een prachtig geluid uit te krijgen. Het klonk als een orkest van 200 tuba’s en één viool. En ik hoorde slechts die ene viool, gevangen in een kakofonie van ondertonen. Zo bleek hoe zelfs ik me nog ontzettend in mensen kon vergissen. Een boeket van elegantie, intelligentie en humor verpakt in één enkel persoon. Wie had dat ooit durven dromen?
Vanaf het moment dat ik daarover begon te schrijven, werd mij op pijnlijke en minutieuze wijze wat ik voor die persoon voelde. We weten en voelen het allebei even sterk, maar het kan nu eenmaal niet. Het mag niet! Waarom smaakt de verboden vrucht toch altijd het pittigst, het lekkerst…
Nadat ik klaar was met het nuanceren van mijn eerste stelling, bleek ik een ode geschreven te hebben met de titel ‘Baal huilt!’. Speciaal voor iemand heel bijzonder…