top of page

Afscheidsgroet

Zes jaar… zes jaar, twee maanden en tien dagen. Zo lang is het geleden sinds die knal, die ene knal die alles verwoestte. Beng, een vuurbol en je was weg. De eerste beelden op tv, ontreddering… onbegrip. Daarna de foto’s in de krant, jou gezicht op papier. We waren aan zee, maar die nam het verdriet niet met zich mee. Op de dag van de begrafenis moesten we naar huis, mijn oma was ziek, ging waarschijnlijk ook dood. Nog een kaarsje in de kerk, voor wat het waard is.

Nooit heb ik je gekust, nooit met je gelachen of gedanst. Eigenlijk heb ik je nooit gekend en toch heb ik het gevoel dat je zes jaar lang een deel van mijn leven geweest bent. Er ging geen dag voorbij dat ik niet aan je dacht, in het begin heel vaak, maar dat slijt. Ik heb je immers nooit echt gekend. En toch, bij elke brandgeur, elke knal, elke vlam waren het jouw ogen die ik weer voor me zag. Een jaar later op diezelfde dag werd A geboren, mijn metekind, mijn favoriete kind. Ik heb het normaal niet zo met kinderen, maar zij is wel oké. Waarom? Dat kan ik niet verklaren, maar ergens wist ik vanaf het begin dat ze op die dag geboren zou worden, ook al was dat twee weken over tijd.


Elk jaar op 30 juli draag ik iets zwart, niet uit rouw, maar gewoon om te tonen dat ik je niet vergeten ben. Dit jaar was de eerste keer dat ik ook werkelijk iets deed op die dag, ik ging naar een wielercriterium. Niet dat het een succes was, het gevoel zat niet juist, maar ik besefte dat de tijd niet stilstaat en je hebt er zo weinig aan dat ik die dag thuis in een hoekje ga zitten. De volgende morgen hoorde ik dat er een meisje die nacht gestorven was, niet ik, iemand die naar mij vernoemd was. Hoeveel toeval kan er zijn op één dag? Het was raar, de hele mis je eigen naam horen. Eng, bijna. Voor mijn ouders nog erger, denk ik. En toch maar weer net op die dag.


Jarenlang heb ik alles gelezen over gas, explosies en brandwonden. Ik heb alles geprobeerd, alles overdacht, maar de tijd kan je nu eenmaal niet terugdraaien. Wat ik ook doe of probeer, ik zal er jou nooit mee kunnen terugbrengen. Misschien ooit… andere mensen helpen, maar voor jou komt alle hulp ruimschoots te laat. Degene die ik zo graag wilde helpen, is reddeloos verloren. Too little, too late. Hoe dikwijls ik dit ook nog zeg, hoe vaak ik hier ook aan denk, allemaal vijgen na Pasen. Jij bent er niet meer en niks of niemand die dat veranderen kan.


Ik zou zo graag eens een moment hebben met jou, één keer met jou praten. Ik zou wel willen weten hoe je was, hoe je stem klonk. Of mijn geïdealiseerde beeld de werkelijkheid benaderde. Hoe je over dingen dacht. Of het zou klikken tussen ons. Het is allemaal zo vreemd. Ik weet niet eens wat ik zou zeggen op zo’n moment. Ik met mijn grote bek, zou waarschijnlijk een momentje sprakeloos zijn. Wat vertel je nu toch tegen iemand die zes jaar lang geen moment uit je gedachten is geweest, iemand die je nooit persoonlijk hebt gekend.


Ik besef hoe langer hoe meer dat ik je moet laten gaan. Dat de tijd gekomen is om eindelijk afscheid te nemen. Afscheid van jou. Zes jaar lang heb je aan mijn zijde gestaan, in moeilijke momenten, je foto in mijn portemonnee, jij in mijn gedachten…


De nacht was zo donker. Geen sterren, geen maan. Vannacht kon ik al dat donker niet meer aan. Je kwam in mijn dromen en iedere keer dat ik je wou roepen, vervaagde je weer. De morgen brak eindelijk door in de lucht. De dag kwam tot leven, maar bracht jou niet terug, bracht enkel de leegte met vlagen van kou. En de zon is niet warm genoeg zonder jou. Ik denk nu aan jou en vat zo wat moed. De tijd is gekomen, tijd voor mijn afscheidsgroet.


Dag lieve Guy, je hebt een plekje in mijn hart… voor altijd.

bottom of page