Als bij toeval vond hij haar in zijn oase van rust en vrede. Bevend en bang door de lange tocht langs jagers en netten. Schichtig als zij was ontweek zij hem telkens als hij haar probeerde te lokken met zoet en fluister.

Geduldig en openhartig liet hij haar rusten. De vleugels onrustig van inspanning, verkrampt door de lange reis. Haar schoonheid is oogverblindend, maar niet zichtbaar voor iedereen. Als een kameleon veranderen haar kleuren met haar stemming. Dan weer wit van het zuivere, dan weer rood van weerstand. Hij ziet haar in elk facet en blijft geboeid door de schakeringen. Zelfs de regenboog verbleekt bij haar aanwezigheid.
Langzaam komt zij nader, tot de zucht van verlichting haar verlangen laat zien. Zijn hart stokt in zijn keel bij de aanblik van haar pracht. Hij zal haar koesteren tot haar vertrouwen weer terug is. Zijn liefde zal haar warmen zolang zij de kou nog voelt. Zijn hart klopt voor haar, tot zij het hare weer hoort.
Zijn ogen vochtig door het besef van verlangen en verlies. Zij zal weer moeten gaan, terug op de route van bestemming en aankomst. Het afscheid zal zuiver zijn, zonder wanklank of weerstand. Zal zij hem ooit weer weten te vinden?
Had hij maar vleugels...